Corona zorgde er voor dat mijn hernieuwde bezoek aan Auschwitz de afgelopen jaren nogal wat keren werd uitgesteld of geannuleerd. Maar in september 2022 was het eindelijk zover. Opnieuw ging ik mee op een wetenschappelijke reis onder leiding van Herman en Annelies van Rens. En alweer leidde deze reis – zeer tot mijn verbazing – tot nieuwe informatie en deed ik een heel bijzondere ontdekking.
Tachtig jaar na de Cosel-periode
Een impressie van de ceremonie op station Cosel in 2022.
Impressies van het bezoek aan Auschwitz Birkenau in 2022.
Goederenstation Kędzierzyn-Koźle, St. Annaberg en Blechhammer… een impressie.
In het verleden maakte ik deel uit van een internationale studiegroep, de Auschwitz Study Group. Kennelijk waren we te lastig voor het Auschwitz Museum, want ze dreigden de Britse oprichter van de groep eindeloos met processen, tot hij het bijltje erbij neergooide. Na een jaar of wat kroop het bloed toch waar het niet gaan kon en richtte deze gedreven Engelsman de Material Traces Of Genocide Foundation op, waar ik sinds geruime tijd ook weer deel van uitmaak. De MTOG Foundation houdt zich bezig met het opsporen van fysieke sporen van de shoah. Alle vondsten worden vastgelegd in boeken, een tijdschrift en documentaires. Veel informatie wordt gewonnen uit gesprekken met mensen.
De Brit is getrouwd met een Poolse onderzoekster en woont in Polen. Het was een groot genoegen om dit tweetal in Polen voor het eerst in levende lijve te ontmoeten. Ook dat maakte deze reis bijzonder.
Het was dit jaar tachtig jaar na de Cosel-periode. Van 28 augustus tot 12 december 1942 werden in totaal 10.000 mannen tussen vijftien en vijftig jaar uit de trein gemept, gescheiden van hun geliefden, om dwangarbeid te gaan verrichten. Op het perron van het goederenstationnetje in Kozle hebben we om die reden dit jaar een speciale ceremonie gehouden, waarbij ook de burgemeester aanwezig was en een groep leerlingen en docenten van een lokale middelbare school, die het onderhoud aan het gebouw op zich heeft genomen.
Op station Cosel ontmoette ik ook mijn Poolse vriend Edward weer, die al zo veel voor me heeft betekend tijdens mijn zoektocht naar mijn opa. Ik reisde in 2022 naar Polen op het moment dat ik eigenlijk een beetje steken in mijn zoektocht. Het laatste nieuws dateerde uit 2018, toen ik de naam van mijn opa vermeld zag staan in een boek dat gepubliceerd was door Anna Gruzlewska, naar aanleiding van een jaar lang onderzoek in kamp St. Annaberg. Zij heeft ergens ontdekt dat mijn opa in kamp Blechhammer is geweest. Een deskundige vertelde me dat als hij in Blechhammer kon worden geplaatst, de kans groot was dat hij vrijwel meteen van St. Annaberg naar Blechhammer is overgebracht en daar zijn laatste tijd heeft doorgebracht.
Maar bij Anna Gruzlewska kwam ik niet verder. Na herhaalde vragen van mij mailde ze me eind 2021 dat ze echt niet meer kon terughalen hoe ze aan die informatie was gekomen. Op het perron van Cosel vertelde Edward me dat hij haar had gesproken, en hij kwam met nieuws. Ik dacht steeds dat ze vooral papieren archieven had bestudeerd, maar nu bleek dat ze zich vooral had verdiept in mondelinge getuigenissen van overlevenden uit de kampen. Na terugkomst in Nederland kreeg ik van Edward de link toegestuurd naar de organisatie die de getuigenissen in haar database heeft: de University of Southern California Shoah Foundation (USCSF).
Een week na terugkomst in Nederland ging ik naar Westerbork, naar een lezing van shoah-onderzoeker Lion Tokkie. Daar ontmoette ik Phil ook weer, die ik tijdens mijn eerste reis naar Polen had leren kennen, en die een verre achterneef van me bleek te zijn. De lezing ging over werkkampen in Nederland, erg interessant. Na afloop zaten we nog even wat na te praten, Phil, Lion en ik. Ik heb altijd gedacht dat het crematorium in kamp Blechhammer er altijd was geweest. Maar Lion vertelde me dat dat crematorium er pas kwam na 1 april 1944, toen de Organization Schmelt werd opgeheven en Blechhammer een subkamp van Auschwitz werd.
Het onderstreept maar weer eens het reusachtige belang van data tijdens onderzoekingen. De administratieve overlijdensdatum van mijn opa is 31 maart 1944. Dat wil zeggen, ze weten niet precies wanneer hij is overleden, maar in ieder geval was hij er niet meer op 1 april 1944. Conclusie: in tegenstelling tot wat ik steeds heb gedacht is hij niet gecremeerd. Voor 1 april 1944 werden mannen die stierven begraven buiten het kamp. Er waren verscheidene van die massagraven.
Maar, even terug naar af… ik noemde deze website ooit ‘Bij gebrek aan een grafsteen’. Omdat ik dacht dat mijn opa gecremeerd was. En nu… nu blijkt hij opeens tóch een graf te hebben. Zij het dan een massagraf. In 1957 werden een aantal van die graven geruimd en werden de stoffelijke resten herbegraven in… tja, in eerste instantie was er wat discussie of dat nou in Gleiwitz of in Opole was gebeurd. Maar nu lijkt het toch 90% zeker Opole te zijn, op de algemene begraafplaats aldaar. Tenzij… tenzij hij natuurlijk nog in een van de resterende massagraven buiten kamp Blechhammer ligt.
Samengevat: waarschijnlijk – en zeer tegen elke verwachting mijnerzijds in – heeft mijn opa toch een graf. En is er hoop dat ik op een dag aan zijn graf sta en een steentje kan leggen, zijn naam nog een keer mag noemen. Er lopen onderzoeken naar waar dat dan is, in een van de massagraven bij Blechhammer, of in Opole. Maar op de eerste plaats is er dat ene bewijsstuk dat ik graag wil hebben, het bewijs dat Anna Gruzlewska gelijk had en dat mijn opa inderdaad in Blechhammer terecht is gekomen. Daarvoor moet ik mij door gruwelijke getuigenverklaringen heen worstelen. Maar dat heb ik er graag voor over. Op enig moment zou die toegang tot de database toch rond moeten komen. En ik heb al zo veel wondertjes zien gebeuren op mijn zoektocht, hoe mooi zou het zijn om uiteindelijk ook duidelijkheid te krijgen over de juiste locatie van het graf van mijn opa.